Complexer en intensiever: milieutoezicht heeft in 25 jaar grote sprongen gemaakt
“Absoluut niet te vergelijken met nu”, zegt Marc van Bakel stellig over zijn werk als toezichthouder in de jaren negentig. In de 25 jaar dat Omgevingsdienst IJmond (ODIJmond) bestaat, zijn controles op milieu en klimaat complexer en intensiever geworden. Dat komt vooral doordat het kennisniveau enorm is toegenomen.
Samen met programmamanager duurzaamheid en luchtkwaliteit Nick Ruiter kijkt Marc terug op de grote sprongen die het milieutoezicht heeft gemaakt. Een eerste grote stap werd gezet toen de Hinderwet, uit de 19e eeuw, in 1993 opging in de Wet Milieubeheer. “Ten tijde van de Hinderwet keken wij naar overlast voor de omgeving. Wij namen toen ook wel watermonsters af en lieten analyses uitvoeren. Maar nu gaat dat veel dieper vanwege stoffen die onder PFAS en Zeer Zorgwekkende Stoffen vallen, we analyseren ook op stoffen die vermoedelijk aanwezig kunnen zijn. De manier waarop wij nu metingen doen, met drones en met camera’s die lekkages kunnen meten, zouden wij toen echt futuristisch hebben gevonden, onvoorstelbaar.” Een onderdeel dat ook flink veranderd is? “De administratieve druk is veel groter, omdat we alles zo transparant mogelijk willen doen”, zegt Marc.
Schone leefomgeving steeds belangrijker
Terwijl de kennis over milieuschade en de manieren om dat te meten met de jaren steeds verder toenam, ontwikkelde ook het denken over verduurzaming zich sterk. Nick, die sinds 2017 bij ODIJmond werkt, heeft dat zien gebeuren. “Toen ik hier kwam werken, was er precies een omslag gaande. Economische belangen wogen in die tijd vaak zwaarder dan de gevolgen voor de leefomgeving, maar dat evenwicht is nu anders. Wij zijn een schone en veilige leefomgeving steeds belangrijker gaan vinden – en dat is prettig.”
Duurzaamheid als business
De toegenomen interesse in duurzaamheid heeft niet alleen met een schone en veilige leefomgeving te maken; het is ook een business geworden. “Enerzijds omdat je geld kunt besparen met duurzame keuzes, anderzijds omdat je geld kunt verdienen door in de markt te springen”, zegt Nick. “In de IJmond zie je dat bijvoorbeeld terug bij bedrijven die zich bezighouden met het onderhoud van windmolens op zee. Aanbestedingen zijn ook veranderd: grote bedrijven en overheden stellen steeds meer eisen aan duurzaamheid.”
Marc merkt vooral sinds de hoge energieprijzen een verandering: “Of je een controle duurzaamheid daarvoor of daarna deed, is echt een wereld van verschil. Het is een heel andere discussie geworden.”
“Wat ik leuk vind om te zien is dat de energietransitie in de laatste jaren zo’n versnelling heeft doorgemaakt, dat het eigenlijk voorloopt op ieders verwachtingen”, vertelt Nick. “Je ziet dat je nu wel tegen grenzen aanloopt, zoals netcongestie. Dat soort uitdagingen zullen opgelost moeten worden; maar het heeft een vogelvlucht genomen en dat zal nog wel even voortduren.”
Werk genoeg in de toekomst
Nick ziet daarnaast dat het gesprek over hoe wij om willen gaan met de leefomgeving de laatste jaren echt goed op gang is gekomen. “Ook dat zal zich de komende tijd doorzetten. De ruimte die wij tot onze beschikking hebben is krap, hoe wij daarmee omgaan zal steeds meer impact op ons werk hebben.”
Marc en Nick zien dat omgevingsdiensten een belangrijke rol hebben, juist als de wensen voor de leefomgeving op gespannen voet met elkaar staan. Nick: “De trend is dat mensen steeds kritischer worden, er iets van zeggen als ze voelen dat hun omgeving op het spel staat. Dat voedt de discussie over de verdeling van de ruimte, en daar vloeit wet- en regelgeving uit voort, waar wij op in moeten spelen.”
Daar is Marc het mee eens: “Er zal voorlopig nog wel genoeg werk voor ons blijven.”
Hij zegt het met een lach, maar met een serieuze ondertoon, want er zijn meer collega’s nodig om dat werk op te pakken. “Vooral aan specialisten is grote behoefte, dat merk je bij alle omgevingsdiensten.”
Wetgeving volgt op kennis, toezicht volgt op wetgeving
Als voorbeeld noemt Marc de recente aandacht voor PFAS en andere Zeer Zorgwekkende Stoffen. Hij vergelijkt dit met de commotie die ontstond toen bepaalde gassen het gat in de ozonlaag deden uitbreiden. “De regelgeving die toen is gemaakt voor koelinstallaties, is nu een vast onderdeel van onze controles. Zo zal het met PFAS ook gaan, en misschien ook wel met andere stoffen waar wij nu nog niets van afweten. Wetgeving volgt op kennis, en het is aan ons om te controleren of die wetgeving in de praktijk goed wordt toegepast.”